Stichting Edmond Hustinx
Edmond Hustinx foundation

Speech van Romy Roelofsen naar aanleiding van de presentatie van "Naar een Contrat Culturel voor Maastricht" en het afscheid van Leo zum Vörde sive Vörding op 25 oktober 2018

We moeten niet lullen maar poetsen.
Ik vind dat we in onze sector veel teveel praten met elkaar, met de politiek dan zit ik weer hier, dan weer daar en ons 4-jaarlijkse overleg werkt ook niet meer daarom heb ik hier vandaag ook niet iedereen uitgenodigd het wordt allemaal simpelweg te stroperig de belangrijkste spelers met visie, sturen hun stagiaires of tweede assistenten en we praten ons zelf vast in cirkels het is tijd dat we nu maar eens de krachten bundelen en niet altijd maar dat ‘ja-knikken’ naar elkaar natuurlijk we dienen dezelfde groep en hetzelfde belang maar als het er uiteindelijk op aankomt blijft iedereen te ‘vast’ denken in de belangen van de eigen organisatie daar heeft de stad niets aan, de doelgroep niet, de relatie met elkaar wordt er niet beter op en de relatie met de politiek, fondsen en het economische veld ook niet.

zo dit was even mijn negatieve riedel…
want eigenlijk ben ik natuurlijk blij dat jullie hier allemaal zijn
het moge helder zijn ons werk is belangrijker dan ooit
Maastricht is en blijft één van de steden met de grootste inkomensongelijkheid, de koopkracht gaat weer achteruit en met de nieuwe politieke besluiten, gaan er nog veel meer mensen van de wagen vallen…veel meer…
Ik heb de oplossing ook niet, maar laten we een constructief rondje maken.
Leg het op tafel: ‘
Wat heb je nodig van de partijen die hier zitten, wat heb je te bieden en bedenk of je dat ook echt kan waarmaken. Wat zijn je verwachtingen en wat ben je bereid daarvoor te doen. ‘
Is er iemand die notuleert’ ?
Nou, ik heb alvast iemand uitgenodigd vandaag, uit een geheel andere discipline namelijk de kunsten, ze heeft een plan waar ze ons vandaag over wilt vertellen en het klinkt als een goed idee.
Het kan ons misschien prikkelen om op een hele andere manier met de thematiek en de uitdagingen om te gaan.
En misschien is dat ook wel wat we in de toekomst moeten gaan doen, andersoortige allianties aangaan.
Misschien komen we dan een beetje uit die liefdadigheidshoek, de verbeelding kan mensen op een andere manier de problematiek voor het voetlicht brengen, het kan ons wellicht nieuwe strategieën opleveren om te opereren in de stad.

Nou dan zal ik me maar even voorstellen zeg ik. Maar ik heb eigenlijk ook direct een vraag…hoe noemen jullie de….uhm….’less-privileged’?
Laat dat Engels maar zitten, dat schept al direct een afstand.
De doelgroep, members, ik noem ze ervaringskundigen.
Nou noem het beestje maar gewoon bij de naam hoor, ze zijn gewoon arm.
Ok bedankt zeg ik.
Ja, het is aan het begin nogal zoeken naar de juiste taal…zo in een heel andere tak van sport.
Ja dat snappen we en wij worstelen daar ook nog elke dag mee hoor.
Als medewerker van dit fonds vind ik het een fantastisch idee en zeer zeker ook omdat het proces naar jullie muziektheatrale concert toe even belangrijk is als het eindresultaat. Ik geloof inderdaad echt dat dat empowerend kan werken.
En dat jullie mensen bij elkaar brengen die elkaar nooit ontmoeten, jullie hebben nagedacht over het traject na jullie voorstelling in samenwerking met de sociaal-maatschappelijke partijen, zodat er echt wat achterblijft voor individuen.
Maar heeft de doelgroep hier wel behoefte aan?
Wat vinden ze zelf?
Ga je die mensen vinden, jullie weten toch hoeveel schaamte er rondom het thema hangt?
Daar zijn jullie toch niet naïef in he?

Kin ich uuch get vroage? Veer zien luij vaan Het Geluid vaan Mestreech Zien der heij luij die kinne zeenge? Veer zeuke luij vaan alle wieken vaan Mestreech, errem en riek en alles doartussenin. Um same un koer te make en same metein op te treije. Kinsst dich singe, kensst dich lue? Er hink aoch un kleine vergoeding aonvas, este metdeis Krijgste un tegoedbon veur vorkjeprik vaan 70 euro en kinste este bij de voedselbank lups mit ut gans gezin veur veervieftig 4,50 en drei-gange-maaltied kriege.

Nummer 24

Bianca mijn schoonmaakhulp behoort tot de doelgroep en volledig underdressed spring ik dagelijks bij haar achterop op de scooter om mensen te vinden voor ons koor.
Normaal gezien is ze een culturele non-consument, maar nu in deze situatie dus mede-producent van ons nieuwe project Common Chorale.
En ik moet eerlijk bekennen in het slagen van onze missie ben ik volledig afhankelijk van haar samenwerking.
Ok, productievergadering.
Where are we in time and space.
Ja, de gemeente wil het project ondersteunen maar vraagt wel om twee intentieverklaringen van sociaal-maatschappelijke partners.
Ok, geen probleem….we hebben contact gemaakt, we hebben afspraken maar we gaan de intentieverklaringen pas aan ze vragen als de samenwerkingen een beetje lopen, wanneer we iets verder zijn in het proces.
Wanneer we zeker weten dat ze ons vertrouwen en wanneer het echt voelt als een partnership.
Een kleine insight in ons nieuwe muziektheatrale en sociaal geëngageerde project Common Chorale, een vervolg op common carnaval….
Naast onze dagelijkse praktijk, werkend in het brede nationale en internationale muziektheaterveld, vinden we het bij Het Geluid belangrijk elke twee jaar een stadsproject te doen.
Dit zijn projecten die qua thematiek voortkomen uit een relevant stedelijk vraagstuk, maar die niet voortkomen uit een vraag of opdracht vanuit de overheid, waardoor we in dat geval als makers geïnstrumentaliseerd zouden worden, maar die wij doen uit onze eigen culturele vrije wil en waarmee we wel een kwalitatief hoogstaand artistiek werk afleveren.
Dit ondanks het feit dat we dan vaker werken met mensen die cultureel technisch minder of niet geschoold zijn zoals bijv. amateurzangers.
Gable en ik werken binnen dit soort processen als regisseurs, maar ook vooral als orchestreerders en ontwerpers van een proces.
Een samenwerkingsproces.
Vanuit vogelperspectief kijken we naar de samenstelling van onze stad.
Brengen we de dynamieken in kaart en denken we na hoe een project stadsbreed getrokken zou kunnen worden door meerdere partners aan te trekken.
Vervolgens bedenken we vanuit het idee van ‘commoning’ hoe we de ontwikkelings- en maakprocessen in de handen van een gezamenlijk netwerk kunnen leggen, om via deze collectieve werkvorm tussen individuen en professionele organisaties al dan niet uit de kunsten meerwaarde voor de gemeenschap en betrokkenheid op de wereld kunnen stimuleren.
We zoeken dan naar manieren van werken die rekening houd met persoonlijke en institutionele belangen van de spelers, maar die daar vooral ook probeert bovenuit te stijgen en naar een resultaat toewerkt zonder dit resultaat van tevoren té benauwend te benoemen en waarin het proces daar naar toe even zo belangrijk is.
We zetten een weg uit die alle meewerkende partijen zoveel mogelijk in stelling brengt en waar we ieders expertise, energie, kracht en mogelijkheden zoveel mogelijk benutten.
Als maker wil je artistiek gezien natuurlijk niet door de knieën gaan en zoveel mogelijk artistieke autonomie bewaren.
Dit is een constante spanning.
Als makers en als organisatie is het een uitdaging om de tools, methoden en strategiën waarmee je normaal gezien werkt op sommige momenten los te laten, uit te stellen of te vermengen met die van een andere organisatie of praktijk zodat er nieuwe werkwijzen en vormen ontstaan.
Als individu en organisatie vraagt het van je in een raakbare positie te gaan staan. In dit soort samenwerkingen moet je risico’s durven nemen.
En moet je je eigen positie constant bevragen en herijken.

Leo schreef het al: "Cultuur is het zoekend vorm geven van hoe we onszelf tussen de dingen zien: cultuur stelt de vraag hoe we ons collectieve zelfbeeld steeds weer herzien en welke competenties dat vergt".

Als mijzelf, als cultuurconsument, maker en producent heb ik het stuk dat Leo ons met zijn vertrek achterlaat met een grote smile op mijn gezicht gelezen.
Leo raakt mij niet alleen als dramaturg en verhalenverteller, maar de mentaliteit die hij met zijn Contrat Culturel via de taal bij ons probeert te installeren bevalt mij zeer.
Bij Het Geluid stellen wij ons dezelfde vragen en proberen daarnaar te handelen met een project als Common Chorale, maar ik realiseer me ook dat wij maar een kleine speler zijn in het hele grote veld.

Het stuk wakkert ergens bij mij ook nostalgische gedachten aan. Het doet mij denken aan de tijd waarin we gezamenlijk regelmatig met elkaar in dialoog waren en met een enorm stuwende kracht richting probeerden te geven aan wat onze culturele stad was en zou kunnen worden in de aanloop naar de kandidatuur van Culturele Hoofdstad.
Het is nu 2018, die tijd is voorbij en met het vervallen van dit vooruitzicht verstompte ook de dialoog.
En dat doet me realiseren dat we gezamenlijk nieuwe horizonten moeten ontwikkelen.

Ook bedenk ik me dat een mentaliteitsslag zoals het Contrat Culturel voorstaat, an sich niet voldoende zal zijn.

Hoe kan je een Contrat Culturel, een proces in deze stad, in deze tijd nu het beste vormgeven, zodat het niet alleen een intentie blijft.
De ambitie alleen is niet genoeg.
Ik denk dat we moeten onderkennen dat dit een fragiel en precair proces is, dat verder zou moeten reiken dan wie binnen het culturele bestel de sterkste lobby heeft.

Er moet iets zijn dat boven dat Contrat Culturel zweeft, ik heb het specifieke antwoord nu ook niet paraat, maar het zou bijvoorbeeld de vorm aan kunnen nemen van een onafhankelijk opererend stedelijk kunstenfonds, een gedeelde, heldere gebiedsvisie zoals we die nu bij het Belvédere traject zien, of een aantal scherp geformuleerde maatschappelijke onderzoeksvragen, die het culturele bestel van Maastricht als geheel weerbaarder kunnen maken voor de toekomst.

Het is nodig tot meerdere gedeelde doelstellingen te komen, gezamenlijke redenen en mogelijke 'uitkomsten'.
Door deze binnen een wederkerige dialoog te formuleren met verschillende allianties van mogelijke spelers, zouden ze als katalysator kunnen werken aan een cultureel commonings-proces voor onze stad, en als zodanig concreet vorm kunnen geven aan het idee van een Contrat Culturel, waar Leo ons vandaag mee achterlaat.

Romy Roelofsen 25 oktober 2018